Geschiedenis Schaijk
Schaijk (in het dialect: ‘Schojk’) is een dorp in de gemeente Maashorst, provincie Noord-Brabant. Schaijk is gelegen in het noordoosten van Noord-Brabant. Op Schaijk heeft ruim 8.000 inwoners.
De overblijfselen van een grafheuvel in de Gaalse Heide tonen aan dat het gebied van Schaijk al bewoond is geweest voordat de Romeinen hier ten tonele verschenen. Pas vanaf ongeveer 1200 is sprake van permanente bewoning. Ontginningen in het gebied tussen de buurtschappen 't Mun en Gaal werden uitgevoerd vanuit zogeheten uithoeven van de Abdij van Berne. Zo ontstond langs de rand van het overstromingsgebied van de Beerse Overlaat een langgerekte buurtschap. Schaijk (Schadewijk) werd voor het eerst vermeld in 1383, en wel in het Mirakelboek van Onze Lieve Vrouw van 's-Hertogenbosch, waarin melding wordt gemaakt van de wonderbaarlijke genezing van Lysbeth, de dochter van Roelof Moliaert, van epilepsie. Zij was afkomstig van ‘Scaeywijc in die prochie van Herpen’.
In de 13e eeuw maakte Schaijk deel uit van het zogenaamde Land van Herpen. Tot de stichting van het stadje Ravenstein bleef Herpen de hoofdplaats van deze Heerlijkheid. In 1324 ging de heerlijkheid Herpen in bestuurlijk opzicht tot 1396 behoren tot het Land van Ravenstein, dat werd een leengoed was van het Huis Van Valkenburg. Door kinderloos overlijden van Reinoud van Valkenburg (gehuwd met Elisabeth van Kleef) beleende de hertog van Brabant Adolf van Kleef met Herpen, Ravenstein en Uden waardoor in 1397 het Land van Ravenstein territorium werd van het Duitse staatje Kleef. Nadien kwam het gebied in 1629 onder bewind van de familie Neuburg-Palts. Onder de Neubergers kende het gebied godsdienstvrijheid. Doordat de aangrenzende gewesten Brabant en Gelderland vanaf 1648 officieel onder de Republiek der Verenigde Nederlanden viel, werd het Land van Ravenstein meer en meer als ‘buitenland’ gezien. Dankzij de Duitse leenheren bleef er godsdienstvrijheid in het Land van Ravenstein en bood daarmee aan veel katholieken, die uit het protestantse Staats-Brabant werden verdreven gelegenheid hier godsdienst uit te oefeningen. Vandaar dat in de regio van Schaijk en Reek in verhouding veel kloosters zijn.
In 1421 werd voor het eerst melding gemaakt van een kapel in Schaijk. De opmerking ‘noviter fundata’ in het betreffende document doet vermoeden dat de kapel nog niet lang daarvoor was opgericht. Ze was gewijd aan de heiligen Cornelius en Hubertus en was onderdeel van de parochie van Herpen. Reeds in een vroeg stadium, waarschijnlijk iets vóór 1500, werd een lage toren aan de kerk gebouwd, die deels nog de kern van de huidige toren vormt. In 1531 kwam er een klokkentoren. In 1607 werd een eigen parochie gevormd die onafhankelijk fungeerde van de moederkerk in Herpen. De kerk werd voortdurend vergroot, vooral in 1728 vonden belangrijke uitbreidingen plaats. Uiteindelijk werd in 1827 een waterstaatskerk gebouwd die tot 1902 dienst zou doen. Met de bouw van de huidige, neogotische Antonius Abtkerk werd begonnen van 1894-1896. Ze werd in twee fasen gebouwd en de tweede fase liep van 1901-1902, waarna de kerk gereed was en de waterstaatskerk niet meer bestond.
In 1796 werd het Land van Ravenstein stilzwijgend bij de Bataafse Republiek ingelijfd. Het was afgelopen met de "status aparte" van het Land van Ravenstein. In 1806 ging dit landje deel uitmaken van het Koninkrijk Holland waarbij Schaijk een zelfstandige gemeente werd. In 1809 bezocht koning Lodewijk Napoleon het Land van Ravenstein. Hij meldde daarna: ‘Met leedwezen heeft Z.M. zich overtuigd, dat in het kwartier Ravenstein het geheel bestuur zich in eenen toestand bevindt verre beneden het overige van het rijk.’ hierbij verwijzende naar het feit, dat alles in het Land van Ravenstein te veel bij het oude